Community Abonneren
×

Landelijk snoeien doet regionaal bloeien

Landelijk initiatieven die aansluiten op regionale zorginfrastructuur hebben meer kans van slagen.

Landelijke organisaties in zorg en welzijn en de regio’s moeten elkaar beter vinden, stelt Arie Jongejan, directeur/bestuurder van de ROS’en Caransscoop en Progez. “We moeten deze twee werelden beter bij elkaar brengen. Landelijk zou in dienst moeten staan van de regio. Door landelijk te snoeien, zullen de regio’s gaan bloeien.”

Om de verandering in de (eerstelijns)zorg het hoofd te kunnen bieden, de positie van de eerste lijn te versterken en innovaties te stimuleren hebben de ROS’en regionaal de taak deze vernieuwingen te begeleiden. Ook is ZonMw enkele jaren geleden gestart met het stimuleringsprogramma Op één lijn. Dit programma heeft veel praktijkprojecten en (evaluatie)onderzoek opgeleverd.
De samenwerking in de eerste lijn heeft inmiddels steeds meer vorm gekregen en is ook sterk geprofessionaliseerd. Met de overhandiging van het evaluatierapport Op één lijn op 18 januari 2016 aan verschillende directies van het ministerie van VWS, kwam er officieel een einde aan het programma Op één lijn. Maar hoe moet het nu verder met de opgedane kennis uit het onderzoek?

Twee werelden

Arie Jongejan heeft wel een idee. Hij is directeur van Caransscoop en Progez (twee fuserende ROS’en in Oost Nederland). “We moeten twee werelden beter bij elkaar brengen: de wereld van de landelijke organisaties aan de ene kant en die van de regio’s aan de andere kant. Aan de ene kant hebben we kennisinstituten zoals Vilans, NIVEL, RIVM, ZonMw en tal van beroeps- en brancheorganisaties als de LHV en InEen, met veel kennis over de eerste lijn. Aan de andere kant staan de zorgaanbieders, zorginkopers als gemeente en zorgverzekeraars, GGD’en, ROS’en, bedrijfsleven en onderwijs. Deze hebben weer veel ervaring in de praktijk van de regio’s.”

“Landelijk en regio, dat zijn nu twee gescheiden werelden. Terwijl deze twee elkaar veel te bieden hebben, maar de aansluiting is op dit moment niet altijd optimaal. We zien nu bijvoorbeeld te veel top down, vanuit de landelijke organisaties gebeuren. Landelijke organisaties tuigen structuren op omdat zij regionaal willen implementeren. Dat kan heel goed werken, maar werkt niet altijd. Dat is zonde van de tijd, de energie en het geld dat je erin stopt. Als een project stopt omdat bijvoorbeeld het geld op is, dan is er veelal geen vervolg of borging.” Het is volgens Jongejan beter om gebruik te maken van en aan te sluiten bij de regionale ‘infrastructuur’, die nieuwe vormen van samenwerking mogelijk maakt.

Auteur: Niels van Haarlem