Community Abonneren
×

Contractvereiste ketenzorg geschrapt: reacties en een juridische verkenning

CBb schrapt contractvereiste ketenzorg – wat zijn de gevolgen?

Na een eerdere zaak van VPHuisartsen tegen de Nederlandse Zorgautoriteit maakte VPHuisartsen wederom een zaak aanhangig bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, nu samen met de Landelijke Huisartsen Vereniging. De uitspraak van het CBb schept op punten duidelijkheid, maar laat ook onduidelijkheden en zorgen bestaan.

In 2015 stelde VPHuisartsen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) een beroep in tegen de tariefbeschikking Huisartsenzorg en Multidisciplinaire zorg 2015 van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Het CBb deed uitspraak in het voordeel van VPHuisartsen: de NZa mag geen hinderpaal opwerpen voor de vrije artsenkeuze. Maar in de aanpassing van de beleidsregels en tariefbeschikking in maart 2016 deed de NZa volgens VPHuisartsen te weinig recht aan de uitspraak, op een aantal punten gold toch weer een contractverplichting. Gezamenlijk met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) spande VPHuisartsen een nieuwe zaak aan, over de jaren 2015 en 2016. De inzet: het schrappen van alle contractvereisten en van de verplichting voor 24/7 huisartsenzorg, die de NZa had toegevoegd aan het inschrijftarief. Inmiddels heeft het CBb wederom uitspraak gedaan.

ANW-diensten

Voor de ANW-diensten kijgen de huisartsen deels gelijk. Het CBb heelt een technische fout in de tariefbeschikking op grond waarvan discussie zou kunnen ontstaan over de rechtmatigheid van alle inschrijftarieven van huisartsen wanneer zij de 24/7 zorg niet zouden waarborgen. Dit zou disproportioneel zijn. Het CBb bevestigt wel dat het inschrijftarief zit op 24/7 zorg, dus een grote wijziging is het niet.

Module POH-GGZ

Interessanter zijn de overwegingen van het CBb voor de module POH-GGZ en ketenzorg, waarbij het contractvereiste niet verenigbaar wordt geacht. Voor de POH-GGZ is de conclusie dat dit extra zorgprestaties zijn die de huisarts – via de POH-GGZ – placht te verlenen en dat een contractvereiste daarmee niet verenigbaar is.

Ketenzorg

Een soortgelijke conclusie wordt getrokken voor ketenzorg, met de kanttekening dat ketenzorg door zorggroepen wordt gecontracteerd en dat de kosten voor de organisatie van de multidisciplinaire zorg niet voldaan kunnen worden uit het consulttarief van de huisarts.

Interessant is dat ketenzorg in S2 wordt gezien als zorg die een huisarts mede (via een zorggroep) levert en waar de verzekerde op grond van artikel 11 Zorgverzekeringswet (Zvw) recht op heeft. Omdat de kosten voor de organisatie van de ketenzorg niet voldaan kunnen worden uit het consulttarief en het wel gaat om zorg waarop de verzekerde op basis van 11 Zvw recht heeft, is het contractvereiste voor ketenzorg niet toelaatbaar volgens het CBb.

Het CBb concludeert vervolgens dat het contractvereiste ten onrechte is gehanteerd voor 2015 en 2016, maar accepteert daarbij dat het – gelet op de effecten voor het stelsel – onwenselijk is om dat voor deze jaren terug te draaien. Het CBb onderkent de regionale verschillen en geeft de NZa de tijd om een prestatie te creëren die ook geldt voor het ongecontracteerd leveren van ketenzorg. De huisartsen moeten dus wachten tot deze prestatie er is.

De Eerstelijns vroeg reacties aan vertegenwoordigers uit het veld en jurist Karik van Berloo onderzocht de juridische consequenties van de CBb-uitspraak.

Auteurs: Frank van Wijck en Karik van Berloo

Download het volledige artikel hier: