Hoewel eerstelijnsorganisaties als gezondheidscentra en eerstelijns diagnostische centra al decennia lang bestaan, kwam de echte groei na invoering van de Zorgverzekeringswet. Steeds meer eerstelijnsprofessionals zijn via organisaties met elkaar verbonden. Automatisch zijn er daardoor ook meer bestuurders actief in de eerstelijnszorg.
Circa vijftig jaar geleden startten er veel gezondheidscentra. Vaak vanuit een idealistische filosofie gericht op kwaliteit. De tweede aanwas van eerstelijnsorganisaties werd veroorzaakt door eerstelijns diagnostische centra, die meestal ontstonden door de slechte service van ziekenhuizen aan huisartsen en verloskundigen. De derde groeigolf van eerstelijnsorganisaties kwam voor rekening van de huisartsenposten, die vanaf 2000 werden ingericht om de werkdruk van huisartsen te verlagen. Aan het begin van deze eeuw zagen de regionale ondersteuningsstructuren het licht. Deze moesten de multidisciplinaire samenwerking bevorderen en startten vanuit een visie op geïntegreerde eerstelijnszorg. De eerste samenwerkingsverbanden rondom diabeteszorg ontstonden in 2005 met als doel de ketenzorg beter af te stemmen. Ze hadden duidelijk een kwaliteitsmotief. Vanaf 2006 kwamen er steeds meer zorggroepen als reactie op de integrale bekostiging. Een bepaalde schaal en organisatiegraad was nodig om deze effectief uit te voeren. Maar ook apothekers, fysiotherapeuten, psychologen en podotherapeuten organiseerden zich. Eerst om een betere marktpositie te krijgen naar zorgverzekeraars en sinds kort soms ook naar gemeenten. Al deze eerstelijnsorganisaties hebben te maken met bestuurders, directies, managers en toezichthouders. Hoewel er bij zorgprofessionals een natuurlijke weerstand bestaat tegen managers, zijn bepaalde taken en verantwoordelijkheden in een complex zorgsysteem niet meer zonder management uit te voeren.
Uitdagingen voor bestuurders
Het management wordt geconfronteerd met uiteenlopende uitdagingen. Zo neemt de omvang en complexiteit van de zorgvraag meer toe dan de financiële middelen. Eerstelijnsorganisaties moeten in onderhandeling met financiers en die houden de hand op de knip. Dat vraagt behendigheid van de bestuurders. Tegelijkertijd moeten zij een antwoord hebben op de concurrentie die voor sommige zorg- en welzijnsdisciplines op de loer ligt. Daarbij moeten zij rekening houden met de inbreng en het belang van de zorgprofessionals zelf. Om het zo mogelijk nog ingewikkelder te maken, kent iedere zorgdiscipline zijn eigen bekostigings- en vergoedingsstructuur en vraagt veranderende wet- en regelgeving voortdurend de aandacht. Bovendien moeten eerstelijnsbestuurders oog houden voor innovaties en laveren tussen landelijk- en regionaal beleid, tussen organisatie- en beroepsbelangen. Dat vergt bestuurlijke visie en leiderschap. De masterclass eerstelijnsbestuurders geeft bestuurders en toezichthouders de mogelijkheid om hun visie en vaardigheden aan te scherpen en ervaringen uit te wisselen.
Auteur: Jan Erik de Wildt